Britse melkveehouder Angus Hodge stuurt op duurzaamheid

Angus hodge  sustainable dairying  volac wilmar feed ingredients %284%29%281%29 detail

Gezonde, vruchtbare koeien die lang meegaan en het eigen ruwvoer optimaal benutten. Duurzaamheid is in een notendop de focus van Angus Hodge, melkveehouder in het Zuid-Engelse Berkshire.

De Britse melkveehouder legt uit dat het streven naar een duurzaam bedrijf voor hem een totaalbenadering is. “Ik wil de marge per koe verbeteren met management dat ook op de lange termijn standhoudt. Dat betekent dat ik een aantal zaken extra zwaar laat meewegen. Ik noem gezondheid, vruchtbaarheid, levensduur van de koe, het maximaliseren van melk uit eigen voer en de voorkeur voor duurzame grondstoffen.”

Vruchtbaarheid is duurzaam

De veestapel van Angus telt 200 melkkoeien (Holstein en Ayrshire x Zweeds roodbont) die jaarrond kalven. ”Het verbeteren van de vruchtbaarheid is iets waar we ons de laatste vier jaar echt op hebben gestort”, vertelt Hodge. “Onze strategie daarbij is om kalveren aan te houden die zijn geboren na een eerste inseminatie. Dit zijn genetisch de dieren die het gemakkelijkst drachtig worden. Bovendien kiezen we voor de eerste inseminatie gesekst sperma. Deze strategie werpt vruchten af. We zien een duidelijke verbetering van de vruchtbaarheid bij de vaarzen. Doordat de veestapel geleidelijk aan vruchtbaarder wordt, neemt ook de levensduur van de veestapel toe. Momenteel maken de koeien gemiddeld 3,5 lactaties vol. Ons doel is om dit te verhogen naar ten minste gemiddeld vier lactaties.”

Melken uit eigen voer

De koeien van de Britse melkveehouder produceren een rollend jaargemiddelde van 9.200 liter. Dat lukt voornamelijk met voer van eigen land. En dat is een flinke uitdaging, omdat op Hodges bedrijf jaarlijks slechts zo’n 500 mm neerslag valt. Van de 100 ha grasland die hij heeft, kan hij slechts de helft voor de tweede keer maaien. De rest blijft beperkt tot één snede. Aangezien het telen van kwaliteitsgras moeilijk is, komt de eigen ruwvoerproductie voornamelijk van 150 ha maïs en 500 ha akkerbouw waaronder tarwe. "Zo verhogen we onze eigen eiwit- en energieproductie. Door de tarwe met natronloog te ontsluiten verbeteren we de verteerbaarheid van het zetmeel zonder risico op pensverzuring. Verder gebruiken we koolzaadstro in het rantsoen voor extra en vezelrijker kuilvoer", legt hij uit.

Pensbestendige verzuren

Om de energiedichtheid in het rantsoen op peil te houden, vooral wanneer de kuilkwaliteit tegenvalt, krijgen de koeien vanaf het afkalven tot 200 dagen Megalac.

Dat is een pensbestendig vetsupplement met een evenwichtige balans tussen de vetzuren C16:0 (palmitinezuur) en C18:1 (oliezuur). In het verleden voerde hij een product met een hoger 16:0-vetgehalte, maar dat werd enkele jaren geleden door zijn zuivelfabriek niet meer toegestaan. Omwille van milieuoverwegingen was het gebruik van producten op basis van palmolie toen verboden. Inmiddels is het wel weer toegestaan op voorwaarde dat de palmolie volledig traceerbaar is en wordt geproduceerd volgens strenge milieu- en duurzaamheidseisen. Megalac heeft een van de hoogste duurzaamheidscertificaten van RSPO (Roundtable on Sustainable Palm Oil).

Verschil in vetten

In de periode dat Hodge geen supplement met een hoog C16:0-gehalte mocht voeren, kregen zijn koeien in plaats daarvan een ‘50%’-vetproduct dat vet uit andere plantaardige oliën zoals soja en koolzaad bevatte. Volgens dr. Richard Kirkland, Global Technical Manager voor Volac Wilmar Feed Ingredients, zijn dat onvergelijkbare producten. “Ze missen de voordelen die pensbestendige vetten wel hebben. Calciumzout bevat C18:1-vetzuur dat de ruwvoervertering verbetert en C16-vetzuren die productie van melkvet stimuleren.”

Meer melkvet en betere conditie

"Onderzoekers van de Crichton Royal Farm (Scotland's Rural College, SRUC) toonden aan dat HF melkkoeien die aan het begin en halverwege de lactatie met een calciumzout werden gevoerd 0,9 kg meer droge stof opnamen, en 1,6 liter meer melk en 8% meer melkvet produceerden dan met een ‘50%’-vetsupplement. Ze behielden ook 8 kg meer lichaamsgewicht tijdens de proef dan koeien die het '50%'-vetsupplement kregen", vertelt dr. Kirkland.

Pensbestendig: geen impact vezelvertering

“Dit is te verklaren uit de betere verteerbaarheid van vet en de aanvoer van specifieke vetzuren (C16:0 en C18:1 in pensbestendige vorm), wat resulteert in een hogere energiedichtheid”, vervolgt dr. Kirkland. “Vetsupplementen in pensbestendige vorm passeren de pens voor vertering in de dunne darm. De negatieve effecten op de vezelvertering die geassocieerd worden met vloeibare oliën en olierijke ingrediënten in het rantsoen worden vermeden. Daardoor kan de koe de geleverde energie efficiënt gebruiken.”

Betere benutting

Deze verteringsefficiëntie was precies wat Angus Hodge zocht. Toen zijn zuivelfabriek toestemming had gegeven om weer supplementen op basis van palmolie in het rantsoen op te nemen, schakelde hij weer over op Megalac. "Vetaanvulling is noodzakelijk voor ons bedrijf om te voldoen aan de energiebehoefte van de koeien", concludeert Hodge. "Als we de impact op het milieu echt willen verminderen zonder het rendement in gevaar te brengen, dan is het belangrijk om te investeren in de optimale benutting van de energie en een efficiëntie vertering. Het voeren van vet zorgt bovendien dat de levensduur van de koeien toeneemt, wat een heel belangrijke factor is in het streven naar een duurzame melkproductie.”

Verantwoorde palmolieproductie draagt bij aan duurzaamheid

Als het gaat om duurzaamheid, ligt het gebruik van palmolie vaak onder vuur vanwege de associatie met ontbossing. Het simpelweg weglaten van palmolie uit producten is echter een misplaatste aanpak van een veel groter probleem, zegt Judith Murdoch, expert op het gebied van duurzame palmolie. "Om echt duurzaam te zijn, moeten we naar het grote geheel kijken en analyseren hoe het beleid en de uitvoering ervan van invloed zijn op het milieu en de betrokken gemeenschappen."

Wereldwijd wordt elk jaar 79,7 miljoen ton palmolie geproduceerd, waarbij Indonesië en Maleisië goed zijn voor 84% van de productie. Daarvan wordt 40% geproduceerd door kleine boeren met minder dan 50 ha. "De markt voor palmolie maakt het voor kleine boeren mogelijk om toegang te krijgen tot basisvoorzieningen zoals voedsel, elektriciteit, onderwijs en gezondheidszorg, die ze zich anders niet zouden kunnen veroorloven", zegt Murdoch. Een verbod op gebruik van palmolie ziet zij dan ook niet in het belang van deze gemeenschappen.

Zij pleit voor de aanpak van de RSPO (Roundtable on Sustainable Palm Oil) om samen te werken met kleine boeren om de productie op hetzelfde land te optimaliseren en om milieu- en mensenrechtennormen te ontwikkelen die door de hele toeleveringsketen kunnen worden gevolgd. "Wanneer kleine boeren toegang krijgen tot beter uitgangsmateriaal en kennis, kunnen zij hun opbrengst van 1,5 ton per ha verhogen tot wel 4 ton per ha”, zegt zij. Een even belangrijke stap is het toepassen van NDPE-beleid en het invoeren van het ‘Implementation Reporting Framework’ om te controleren op ontbossing, ontvening en uitbuiting van mensen en lokale gemeenschappen.

"Vergeleken met andere plantaardige oliebronnen, zoals soja en koolzaad, levert palm aanzienlijk meer op per hectare, namelijk 41,1% van de wereldproductie op slechts 7,4% van het land. Mits verantwoord geteeld, is het waarschijnlijk een veel duurzamer gewas dan welk ander ook. Het gebruik van palmolie-producten om het melkveerantsoen aan te vullen met C16:0- en C18:1-vetzuren, geproduceerd uit volledig traceerbare en RSPO-gecertificeerde palm, heeft absoluut een plaats in een duurzame voedselproductie."

Judith Murdoch

Foto: Judith Murdoch, expert op het gebied van duurzame palmolie