Hardheid melkvet verlagen - dec 2017

Hardheid melkvet verlagen: C16:0 in het rantsoen verlagen en vooral C18:1 verhogen

Het vetzuurprofiel geeft handvatten voor eventuele aanpassingen van het rantsoen. De hardheid van het melkvet is met name te sturen met de verhouding tussen C16:0 en bestendige C18:1 vetzuren in het rantsoen. Dit bleek onlangs tijdens een persbijeenkomst met vetzuurspecialisten van Volac Wilmar over de relatie tussen vetzuren in het rantsoen en vetzuren in de melk.

 Volac Wilmar Feed Ingredients, wereldwijd een van de grootste producenten van pensbestendige vetten, organiseerde onlangs een persbijeenkomst over het effect van vetzuren in het rantsoen op het vetzuurprofiel van de melk en de hardheid van melkvetten (SFC; solid fat content). Het afgelopen jaar hebben Volac Wilmar en de Michigan State University uitgebreid onderzoek gedaan naar de effecten van de individuele vetzuren in het rantsoen. “In boerderijmelk zitten maar liefst 400 verschillende vetzuren”, vertelt Dr. Richard Kirkland, ‘vetzurenspecialist’  van Volac Wilmar. “Het rantsoen bevat voornamelijk vijf vetzuren, waaronder C16:0. Van de C16:0 in de melk komt ongeveer de helft direct uit het voer (preformed) en daar kan de veehouder op sturen. De overige vijftig procent maakt de koe zelf aan (de novo) op basis van de vertering van vezels in de pens.”

 Invloed van rantsoen op melkvet

Vetten zijn volgens Kirkland een essentieel onderdeel van een rundveerantsoen. Als regel geldt dat een melkkoe via het rantsoen net zoveel vet zou moeten opnemen als het in melkvet produceert. Voor een hoogproductieve koe met een dagproductie van 40 kg melk met 4 procent vet komt dat neer op 1,6 kg vet per dag. In een doorsnee ruwvoerrantsoen zit 3 à 3,5 procent vet in de drogestof. De helft van het vet neemt de koe op met het ruwvoer en de rest, tussen de 600 en 800 gram, komt uit de reserves van de koe of moet worden aangevuld met voedervetten.

Het gebruik van voedervetten met een hoog C16:0 gehalte (gefractioneerde vetten met meer dan 60% C16:0) leidt tot een hoger gehalte aan C16:0 in het melkvet. Om het gehalte C16:0 in de melk met 2,5 procent te verlagen, is een reductie van 1 procent C16:0 in de drogestof van het rantsoen nodig. Een veehouder die per dag 500 gram C16:0 uit gefractioneerde vetten voert bij een drogestofopname van 25 kg moet de opname verlagen tot 250 gram per koe per dag. Ook kan hij de C16:0 verlagen door meer maissilage te voeren in plaats van grassilage.

 Sturen op lager SFC

Kirkland adviseert veehouders met de monitoringuitslag in de hand met hun voeradviseur om tafel te gaan zitten. De nutritionist concludeert dat zeker niet alle voervetten in de ban moeten. Het gebruik hangt volgens hem af van de vetzuursamenstelling. Sterker nog: voervetten met het juiste vetzurenprofiel kunnen zelfs bijdragen aan het verlagen van het aandeel harde vetten. Calciumzouten, zoals Megalac, die naast C16:0 ook een hoog aandeel pensbestendig onverzadigd vetzuur C18:1 bevatten, zorgen juist voor een lagere SFC. Het verhogen van het gehalte aan C18:1 met 1 procent heeft zelfs meer effect op de SFC dan het verlagen van C16:0 met 1 procent.

Andere redenen om voervetten te blijven voeren, is dat ze naast effect op de melkgift en het melkvetgehalte ook een gunstige uitwerking hebben op de vruchtbaarheid van de koe. Het draagt bovendien bij aan een lagere methaanuitstoot en levert veel energie zonder aanvoer van stikstof en fosfaat. “Dit zijn eigenschappen die de voeradviseur ook in zijn overweging zal meenemen.”  

Grote spreiding in vetzuurprofiel boerderijmelk

Het vetzuurpatroon in boerderijmelk hangt af van een groot aantal factoren. Naast rantsoensamenstelling zijn dat onder andere bedrijfsvoering en genetische aanleg. Een groot Europees onderzoek onder duizend melkveebedrijven laat een spreiding zien in het gehalte C16:0 in de melk van maar liefst 17 procent; van 22 tot 39 procent. Eenzelfde spreiding van 17 procent zien we bij het gehalte aan C18:1, van 12 tot 29 procent. De spreiding van de gehaltes aan C14:0 en C18:1 is een stuk minder en bedraagt 7 en 8 procent.

Tabel: Invloed vetzuren op hardheid melkvet (SFC)

Vetzuur

Gemiddelde % in melkvet #

Spreiding % #

De novo / preformed

Effect op SFC bij 18oC *

C14:0

12

8 - 15

de novo

n.v.t.

C16:0

29

22 - 39

50% de novo

50% preformed

+11%

C18:0

9

5 - 13

preformed

-3%

C18:1

19

12 - 29

preformed

-30%

# Coppa et al., 2013, *Enjalbert et al., 2000

Preformed: vetzuur direct uit het rantsoen of lichaamsreserves

De novo: vetzuur aangemaakt door de koe op basis van de fermentatie van vezels in de pens